Wie? Jij? Nee, ik.

Wie begrijpt het volgende citaat van Thomas Nagel?

‘[E]ach of us, reflecting… must admit that one very large fact seems to have been omitted from its description: the fact that a particular person in it is himself. What kind of fact is that? What kind of fact is it – if it is a fact – that I am Thomas Nagel? How can I be a particular person?… It can seem that as far as what I really am is concerned, any relation I may have to TN or any other objectively specified person must be accidental and arbitrary. I may occupy TN or see the world through the eyes of TN, but I can’t be TN. I can’t be a mere person… The experiences and the perspective of TN with which I am directly presented are not the point of view of the true self, for the true self has no point of view… Something essential about me has nothing to do with my perspective and position in the world.’

Filosoof Galen Strawson legde het citaat voor aan zijn studenten. Een derde had geen idee waar Nagel het over had, nog een derde wist het niet zo goed of aarzelde, en het overige derde deel herkende zichzelf volledig in de woorden. En jij?

Galen Strawson, ‘Syzygy’. In: London Review of Books, 25 maart 2010

Camus-special

Albert Camus; Nobelprijswinnaar, existentialist en vriend van Sartre. De Groene Amsterdammer besteedt met een special aandacht aan de beroemde schrijver die 50 jaar geleden door een auto-ongeluk om het leven kwam. Camus zou de kern van existentiële ervaringen als geen ander neerzetten. En hij zag in dat die ervaringen niet particulier zijn, maar algemene zeggingskracht hebben, schrijft een enthousiast commentator. Dat blijkt vooral uit Camus’ boek De Pest waarin een hele gemeenschap plotseling met de dodelijke pest wordt geconfronteerd. Het individuele lijden en de menselijke overlevingsdrang worden vervolgens voor iedereen herkenbaar beschreven. ‘Wie zo Camus’ boeken leest, ontdekt dat ze de volheid van het leven niet buitensluiten maar omvatten en benoemen zoals weinig auteurs voor hem of na hem hebben gedaan’.

School of Life

Het lifestylemagazine Flow komt met spiritueel getinte levenslessen. Stap één: stel een levensdoel vast en maak keuzes. Stap twee: leg jezelf grenzen op en accepteer die ook. Stap drie: leef in het nu. Inzichten die volgens het blad geschikt zijn als vervangers van de wat stoffige filosofie van Plato en Aristoteles. Meer informatie over deze moderne levenskunst vind je op www.simplifylife.nl.

Voor wie op zoek is naar actievere vormen van zelfmanagement is er de School of Life van de Engelse filosoof Alain de Botton. Daar kun je workshops volgen over al je levensvragen als ‘hoe word ik een goede vriend?’ of ‘hoe ga ik met geld om?’ Er is maar een nadeel de school staat in Londen.  Maar waarom zou je jezelf grenzen opleggen?

 

Stop de moralistische wetenschapper

In De Groene Amsterdammer (4 maart 2010) schrijft Frank Furedi over het controlesysteem peer review, waarbij wetenschappers de bevindingen van hun collega’s voor publicatie nog eens nalopen. Het systeem waarborgt de wetenschappelijk objectiviteit zo goed mogelijk, legt de socioloog uit. Al zijn er ook zwakke plekken: moeilijk uitroeibare emoties zoals jaloezie en trots zorgen voor oneerlijke collegiale toetsing. ‘Ze (wetenschappers) zijn doodgewone stervelingen met hun eigen vooroordelen en ze zijn meestal niet minder kleingeestig of egocentrisch dan anderen’.

Een werkelijke bedreiging voor de wetenschap vormen de activistische wetenschappers, vindt Furedi. Deskundigen die behalve de wetenschap ook een moreel hoger doel dienen. Zij hebben nogal eens de neiging wetenschappelijke feiten te verdraaien of naar eigen inzicht in te kleuren. ‘De manipulatieve uitbuiting van collegiale toetsing wordt onderschreven door een cultuur waarin het activistische wetenschappers wordt toegestaan een hooghartige houding te hebben jegens de feiten’, signaleert Furedi. Het artikel kraakt een kritische noot over het klimaatrapport: ‘Terwijl het IPCC erop staat dat zijn critici beoordeeld moeten worden volgens de strenge standaarden van collegiale toetsing, hanteert het een mildere houding waar het zijn eigen publicaties betreft.’ Robert Dijkgraaf zal het een en ander eens diepgravend onderzoeken.

Onverschilligheid in de publieke ruimte

Dit weekend schrijft filosoof Coen Simon in het NRC Handelsblad over de wankele verhouding tussen gelijkheid en onverschilligheid in de openbare ruimte.  ‘In plaats van het wegnemen van de normen die onwenselijke sociale verschillen in stand houden, veroorzaakt het relativisme van onze tijd een normloosheid die alle verschillen opheft, ook de verschillen die nodig zijn voor de sociale omgang.’

Hoewel een informelere omgang (zoals tutoyeren) kan getuigen van gelijkwaardigheid, kan informalisering ook juist onbeschoftheid inhouden. ‘De informalisering zou geen probleem zijn als sociale verschillen een zichtbare en normerende functie houden. Maar het enige sociale verschil dat we in de publieke ruimte nog aantreffen is de onenigheid, voor de rest is iedereen en alles gelijk.’ Simon noemt de onverschilligheid ‘verwoestend’ voor de publieke ruimte. Het kan mensen vaak niet meer schelen wat de ander vindt, wie de ander is. Lees verder

Sterbehilfe

Euthanasie ligt gevoelig bij onze oosterburen. In nazi-Duitsland kwam een half miljoen mensen om door gedwongen euthanasie. In het huidige Duitse debat over ‘Sterbehilfe’ spelen romans een belangrijke rol, schrijven Wouter Schrover en Arko Oderwald van het VU medisch centrum in het tijdschrift Medisch Contact. Via  literatuur maken de (Duitse) lezers kennis met de verschillende standpunten die je hierover kunt innemen. De roman Die Erlöser AG beschrijft hoe euthanasie een hellend vlak kan zijn. ‘Als hulp bij zelfdoding en euthanasie legaal wordt, kan het niet lang duren of deze paktijken zullen ook tegen de zin van de betrokkenen plaatsvinden,’ leggen Schrover en Oderwald uit. De auteurs zien overeenkomsten met het Nederlandse euthanasiedebat in de jaren negentig. Daarin speelden de romans Ons mankeert niets van Willem Jan Otten en Dierbaan Venijn van Rudolf Geels een belangrijke rol.

Orakel

Mensendoktor Arnon Grunberg geeft wekelijks raad aan desperate abonnees van Vrij Nederland. Lezers van de Leeuwarder Courant kunnen met levensvragen terecht bij hun eigen orakel: de Friese filosoof Bauke Zijlstra. In de rubriek Beste Bauke behandelt hij de meest uiteenlopende onderwerpen van de filosofie van Democritus tot aan de herkomst van het Friese scheldwoord ‘sipel’ (ui, sukkel). Mag je iemand uitschelden voor sipel? In principe niet, vindt Zijlstra. Iemand uitschelden om zijn uiterlijk bijvoorbeeld is kwetsend. Behalve als hij een raar hoedje draagt om op te vallen. Dan heeft hij het er een beetje naar gemaakt.

Vrienden te midden van 100 anderen

Wie zijn je echte vrienden? En wat maakt het dat ze meer voor je betekenen dan anderen die je ontmoet? Het zijn lastige vragen, juist omdat vriendschappen ook vaak iets toevalligs hebben. Familie heb je, vrienden kies je, hoor je wel eens, maar wat bedoelen we er eigenlijk mee?

In een kritisch artikel in De Groene van deze week vertelt de Britse hoogleraar emeritus William Deresiewicz hoe vriendschap de afgelopen eeuwen van betekenis veranderde. Dat Facebook het recentste onderdeel van deze vertelling is, heeft iets treurigs.  ‘De intimiteit van vriendschap wordt zo publiekelijk bedreven, alsof het een bewijs moet zijn dat je een persoonlijk en diepzinnig mens bent. Zijn we zo op zoek naar erkenning? Of willen we zo graag bewijzen dat we met vrienden communiceren?’

De analyse van Deresiewicz stemt niet heel optimistisch. ‘Hoe meer mensen we lijken te kennen, hoe eenzamer we worden.’ Ook in de toekomst wordt het eigenlijk alleen maar erger volgens Deresiewicz. Niet alleen gaan we elkaar steeds minder in levende lijve ontmoeten en steeds publieker communiceren, ook zullen we met steeds meer mensen tegelijk praten.  ‘Het beeld van de ene, trouwe vriend, een zielsverwant die moeilijk is om te vinden, is verdwenen. We hebben goede en minder goede vrienden, en hebben zelfs onze allerbeste vrienden, maar niemand spreekt er meer over zoals Montaigne of Tennyson ooit deed.’

Babyboom

2010 strooit met aandacht voor ouderdom. Niet alleen de AOW en pensioenpremies maar ook de vergrijzende babyboomers brengen de journalistieke pen in beweging. In Filosofie Magazine publiceert journalist en vijftigplusser Peter Giessen een essay over ouder worden. Veel ouderen blijken niet goed bestand tegen de waan van de dag – zoals bijvoorbeeld twitteren – uit angst voor het stigma van ‘dinosaurus’. Giessen roept senioren op trouw te blijven aan de overtuigingen uit hun jeugd, gecombineerd met kritisch zelfonderzoek. Giessen: ‘Toch geloof ik, al met al, dat vijftigplussers een specifieke maatschappelijke rol hebben: zinvolle tradities te beschermen tegen modieuze nieuwlichterij.’

In Vrij Nederland komen de babyboombashers aan het woord. Ze zijn zo’n twintig jaar jonger dan de babyboomgeneratie (geboren tussen 1946 en 1955)  en kwaad vanwege de geërfde torenhoge staatsschuld. De gemiddelde babyboomer heeft een luizenleventje, aldus de bashers. Hij deed jaren over zijn studie, heeft een koophuis en profiteert van alle sociale voorzieningen inclusief de pensioenleeftijd van 65 jaar. De bashers reppen met geen woord over ‘de zinvolle traditie van de senioren’ die Peter Giessen in Filosofie Magazine beschrijft. ‘Het is niet de generatie van de wederopbouw van Nederland, want dat was de generatie daarvoor. Het is de generatie die actief was in de Maagdenhuisbezetting. Daarna is het nooit meer goed gekomen.’

Wandelen met een beer

Buiten is Nederland ondergedompeld in een oudhollands winterlandschapje,  maar dat heeft het december-nummer van De Gids niet beïnvloed.  In het surrealistische openingsverhaal maakt de Japanse schrijver Hiromi Kawaki een zomers wandelingetje met zijn buurman, die trouwens een beer is. Bij een beekje gekomen valt de hoofdpersoon in slaap, zijn borstelige metgezel vangt intussen zalmforellen voor het avondeten.

In de rest van het nummer onder andere nieuwe wijsheden van domheid-deskundige Matthijs van Boxsel over de beren op de weg in de ‘multistulti-samenleving’ . ‘Nederlanders die zich trots op Nederland noemen’ en allochtonen liever mijden, delen met die groep paradoxaal genoeg veel overeenkomsten, schrijft Van Boxsel. Ook de trotse Nederlanders moeten van homoseksualiteit niet veel hebben; ze zien hun dochter liever niet met een buitenlander en zijn afkeurend naar de staat en de elite.  ‘De eer-cultuur van de een, spiegelt de Trots-cultuur van de ander’.